hero
Het zeeliedenmonument voor alle Terschellingers die niet zijn teruggekeerd van zee staat op een grotendeels begraven voormalige Duitse geschutsbunker - Foto: J. Rijpsma

Een veranderende visie

Na de oorlog werd Nederland geconfronteerd met een ongewenste fysieke erfenis van de Duitse bezetting: de betonnen bunkers van de Atlantikwall. Om de voormalige grenzen van het nazirijk te verdedigen stonden alleen in ons land al 150.000 grote en kleine bouwwerken in bos en duin, langs drukke wegen of midden in de stad. Veel zijn in de loop der jaren gesloopt of onder het duinzand verdwenen, anderen staan er nutteloos bij. Maar er zijn ook bunkers hergebruikt of op fraaie wijze geïntegreerd in hun omgeving.

Nutteloze restanten

De Duitsers lieten na de bevrijding van ons land in 1945 een verruïneerd kustlandschap achter. In dorpen en steden aan zee waren talloze gebouwen gesloopt of zwaar beschadigd. De natuur had zwaar te lijden gehad onder de jarenlange aanwezigheid van zoveel militairen. Overal was gegraven en stond het vol met verlaten bouwwerken. Nog maandenlang was de kuststrook voor de bevolking verboden gebied vanwege de mijnenvelden en achtergebleven munitie. Duitse oorlogsgevangenen werden tewerkgesteld om dit op te ruimen. Ook wilde de overheid voorkomen dat de bevolking de bunkers zou plunderen. Bruikbare bouwmaterialen zoals ijzer en hout waren na de oorlog schaars en konden goed worden gebruikt voor de wederopbouw van ons land. Daarnaast onderzocht de Nederlandse krijgsmacht of de restanten van de voormalige Duitse verdedigingslinie nog mogelijk militair nut hadden. Alle 150.000 gemetselde en betonnen verdedigingswerken werden opgemeten en er werden plattegronden van getekend. Het overgrote deel bleek uiteindelijk nutteloos voor de na-oorlogse militaire defensie van ons land. De overheid gaf de bunkers ‘vrij’ voor hergebruik, ondergraven of sloop.

Achtergebleven wapens en mijnen leverden gevaarlijke situaties op - Nationaal Archief. Fotograaf Charles Breijer / Anefo

Van sloop tot behoud

Bij gebrek aan nuttig hergebruik moesten bunkers maar worden gesloopt. Zo dachten althans de meeste mensen er in die tijd over. De bouwwerken herinnerden te veel aan een verschrikkelijke tijd en werden gezien als lelijke ‘puisten’ in het landschap. Vanwege de hoge kosten was slopen makkelijker gezegd dan gedaan. Waar bunkers echt in de weg stonden gebeurde dat wel, maar de meeste werden dichtgemetseld en onder het zand verstopt. Na de grote watersnoodramp in 1953 volgde echter een grote landelijke sloopactie. De duinen van Nederland moesten worden verhoogd en in deze kustbescherming waren bunkers zwakke plekken. Bij hoog water zouden rondom het bouwsel geulen kunnen ontstaan en een gat in de waterkerende zeereep veroorzaken. In de zogenaamde Deltawet werd daarom bepaald dat sloop noodzakelijk was voor bunkers in de eerste duinenrij. Dit werd bekostigd met Duitse oorlogsherstelbetalingen. In de jaren 60 verdwenen zodoende veel bunkers.

Sloop van bunkers op de boulevard van Scheveningen - Nationaal Archief. Fotograaf onbekend / Anefo

Cultureel erfgoed

Tijdens de periode waarin de bunkers werden gesloopt of begraven onder een laag zand werd ook het oorlogsverleden weggestopt. Ze maakten daardoor geen deel uit van ons cultuurhistorisch erfgoed. Vanaf de jaren 90 is de belangstelling voor bunkers echter toegenomen. Daarmee groeide bij burgers en overheid het besef dat de restanten van de Atlantikwall een cultuurhistorische waarde hebben.

Er bestaat behoefte om de fysieke overblijfselen uit de oorlog een betekenisvolle plek te geven in het collectieve geheugen. Ze worden dan ook steeds vaker beschouwd als behoudenswaardig erfgoed en in veel gemeenten hebben bunkers inmiddels de status van monument. Maar cultuurhistorisch erfgoed is meer dan alleen een verzameling objecten uit het verleden die bewaard moet blijven. De bunkers markeren locaties waar oorlogshandelingen plaatsvonden, waardoor het plekken van herinnering zijn. Ook gebeurtenissen van na de oorlogsperiode vertellen soms een uniek lokaal verhaal. Zoals bijvoorbeeld de padvinderij die er hun thuishonk vond, of de brandweer die er oefeningen hield. Bunkers vormen zo een vertrekpunt en fysieke plek om verhalen over de geschiedenis te vertellen. De wijze waarop dat gebeurt, zal mede invulling geven aan hoe wij de oorlog zullen herdenken en herinneren.

De strijd op Walcheren vormde aanleiding tot een van de eerste oorlogsmuseums in Nederland, in een vuurleidingsbunker te Westkappele. Deze is later gesloopt - Foto: H. Sakkers

Tekst: J. Rijpsma