hero
Militair op Goeree staat op de uitkijk bij een observatiepost, gemaakt van hout en zandzakken - Foto: J. Rijpsma.

Standaardbunkers

Efficiënt en effectief

De Duitsers ontwikkelden eind jaren dertig standaard bunkerontwerpen (Regelbauten) voor de Westwall, hun verdedigingslinie aan de grens met Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk. Dit waren bunkers met muur- en dakdikte van twee meter gewapend beton, sommige nog dikker. Dit was de reden dat ze werden aangeduid als Ständige Befestigungsanlagen, wat permanente vestingbouw betekent. Deze zogenaamde St.-bunkers zijn bestand tegen bommen van 500 kilo en bieden een hoge mate van bescherming, in tegenstelling tot veldversterkingen zoals schuttersputten, loopgraven, schuilplaatsen van hout en zandzakken en bouwwerken van baksteen. Door gebruik te maken van standaard-ontwerpen was vooraf bekend hoeveel cement, grind, staal, hout en verf benodigd waren voor de bouw. Ook alle onderdelen van het interieur stonden keurig opgesomd in een lijst die bij de plattegrond van het ontwerp hoorde. Van pantserdeuren en meubels tot kabels en schroeven, alles was gestandaardiseerd en hoorde bij de ‘bunkerbouwdoos’. Met genoeg arbeiders was een grote bunker dan ook in 14 weken gereed om in gebruik te nemen.

Drie cementmolens en een berg zand bij Castricum aan Zee. Daarachter staat een splinternieuw gebouwde geschutsbunker van het type 667. In de vloedlijn zijn houten palen als strandversperringen zichtbaar. - Foto: J. Rijpsma.

Typen

Ook voor de kustverdediging tijdens de Tweede Wereldoorlog hanteerde de Duitse vestinggenie (Festungpioniere) het principe van standaardisering van Ständige bunkers. Ze ontwierp voor de drie verschillende krijgsmachtdelen landmacht, luchtmacht en marine tientallen verschillende typen met elk een uniek nummer. Voor alles wat de militairen nodig hadden werden kleine of grote exemplaren bedacht, uiteraard om in te slapen, maar ook als keuken, kantine en opslag van voorraden. Zelfs bunkers die dienden als klein ziekenhuis waren geen uitzondering. Om het gevecht te voeren waren er bunkers voor het geschut, observatie, vuurleiding en natuurlijk de munitieopslag. Ook waren er speciale bunkers voor het onderbrengen van communicatieapparatuur, commandovoering of voor de opstelling van een radar. De plattegronden waren in een handzaam Typenheft opgenomen. Met deze catalogus in de hand kon in het veld eenvoudig bepaald worden waar welk bouwwerk het meest geschikt was. Zo ontstonden er complete bunkerdorpen waarin de soldaten werkten en sliepen. Het zal niet verbazen dat manschappenbunkers het vaakst zijn gebouwd. Type 622 spant de kroon, van deze zogenaamde Doppelgruppenunterstand voor het onderbrengen van twintig militairen zijn er meer dan 1.500 gebouwd, waarvan 71 in Nederland. Per bunker was 600 kubieke meter beton nodig, een hoeveelheid waarmee je twee rijtjeshuizen van onder tot boven helemaal kunt vullen. Daarnaast was er bijna 34 ton staal nodig, evenveel als het gewicht van 28 gezinsauto’s.

Plattegrond en doorsnede van een standaardontwerp in een 'bunkercatalogus'. Bron: Nederlands Instituut voor Militaire Historie

Karakteristiek

De St.-bunkers met dikke muren van meer dan twee meter zijn de meest karakteristieke bouwwerken van de Atlantikwall. Je kunt ze aantreffen van Noorwegen tot Frankrijk en alle landen daartussen. Sommige ontwerpen zijn uniek omdat ze maar een paar keer zijn gebouwd, andere honderden keren. Maar qua hoeveelheid zijn er nog veel meer bouwwerken van baksteen en bunkers met dunnere muren gebouwd. Er waren namelijk te weinig grondstoffen, materiaal en arbeiders om alléén maar St.-bunkers met dikke muren van twee meter te bouwen. Veel van die andere bouwwerken zijn plaatselijk door de Duitsers samen met lokale aannemers verzonnen. Er zijn echter ook een aantal standaardtypen ontworpen die je in meer regio’s of landen kunt aantreffen. Ze zijn vaak klein en eenvoudig. Voorbeelden hiervan zijn de Küverbunkers die hoofdzakelijk in Nederland staan en de verstärkt feldmässige bunkerontwerpen. Eéntje daarvan bleek zeer succesvol: de Tobruk. Dit kleine gevechtsbunkertje voor twee soldaten had aan de bovenkant een ronde opening van waaruit kon worden geobserveerd of geschoten. In elk steunpunt zijn er één of meerdere van gebouwd, waarmee dit het meest voorkomende bouwwerk is van de Atlantikwall.

Technische hoogstandjes

In een munitiebunker lagen granaten opgeslagen, in een geschutsbunker stond een kanon, en in een manschappenbunker sliepen de soldaten en verwacht je natuurlijk bedden. Het was er krap; gemiddeld genomen was er twee vierkante meter vloeroppervlakte per soldaat. Ze sliepen daarom driehoog boven elkaar zodat er nog ruimte was voor een tafel met krukjes, kasten, geweerrek en een kachel. De St.-bunkers waren in die tijd vestingbouwkundige en technische hoogstandjes. Veel waren er uitgerust met een bunkertelefoon, een radio met uitschuifbare antenne, luchtzuiveringsapparatuur en zelfs een periscoop. Er was elektriciteit, een waterpomp en wastafel en in de hal soms een noodtoilet. Tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikten de strijdende partijen gifgas. De angst hiervoor was diepgeworteld en dat was de reden dat elke St.-bunker voorzien was van een gaszuiveringsinstallatie. Bij een gasaanval sloten de gasdichte deuren en werd de besmette buitenlucht via de installatie aangezogen, gezuiverd en door de bunker verspreid. Via ventielen werd de overdruk gereguleerd. Minder modern maar wel effectief was de parkiet in een kooitje. Net zoals in de mijnbouw was dit vogeltje het waarschuwingssysteem als er koolstofmonoxide vergiftiging dreigde.

Viering van kerst in een bunker onder de grond op Schouwen. Links is boven een kist bier een gaszuiveringsinstallatie zichtbaar. Rechts aan ijzeren kettingen drie bedden waarvan de bovenste opgeklapt. - Foto: T. Sonnemans

Bouwsporen

Aan de buitenkant ziet een bunker er maar grijs en lomp uit, maar als je goed kijkt is er nog veel te zien. Zo zijn de horizontale lijnen in het beton de afdrukken van planken voor de bekisting.

Na het betonstorten werd het hout weer verwijderd om te worden hergebruikt. Afhankelijk van het type bunker zie je aan de zijkant een schietgat van waaruit het terrein voor de ingang onder vuur werd genomen, of zie je een trapje naar een observatiepost op het dak. Er zijn bunkers waar in het beton patronen zijn aangebracht ter camouflage, of je ziet resten van de verf. Soms kun je nog de stalen roosters voor de luchtverversing zien, of een stalen deur of hek voor de ingang. Deze zijn na de oorlog vaak verwijderd, want staal was schaars en kostbaar. Als je de bunker binnen gaat sta je direct voor een pantserplaat met een schietgat waarmee de ingang werd beveiligd. Verder zie je nu niets meer van de inrichting van toen. Kenners kunnen echter de bouwsporen ontdekken: kabelgoten, sleuven in de muur voor een bunkertelefoon of antenne, pijpen en openingen voor luchtverversing, gaten en schroeven in de muur waaraan apparatuur of meubels waren bevestigd. Bij de ingang zijn soms nummers te zien die het type en de bouwlocatie aangeven. In mei 1944 werd bevel gegeven hier ook de afkorting St. te schilderen. Bij een luchtaanval konden militairen dan snel zien dat dit een Ständige bunker en dus veilige plek was. Er zijn meerdere gevallen bekend van voltreffers met bommen van 500 kilo, waarna de bunker slechts licht beschadigd was en de mensen er niets aan over hielden behalve duizeligheid en oorsuizen.

Tekst: J. Rijpsma