Nazi-wandelstok Seyss-Inquart na 80 jaar terug in Haagse bunker
21-07-2025
Na tachtig jaar keert een opvallend nazi-relikwie terug naar de plek waar het ooit werd buitgemaakt door onze bevrijders: het Haagse landgoed Clingendael.
Het gaat om een zeldzame Wolchow-wandelstok die direct na de bevrijding uit de woning van de beruchte Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart werd meegenomen door een Nederlandse vrijwilliger in het Britse leger. Dankzij zijn zoon krijgt het beladen oorlogssouvenir nu een prominente plek in het Atlantikwall Museum in Den Haag. De wandelstok behoorde ooit toe aan Arthur Seyss-Inquart, die in een woning en naastgelegen commandobunker op het Haagse landgoed Clingendael verbleef in zijn tijd als Rijkscommissaris.
Villa op landgoed Clingendael
Na de bevrijding van Den Haag nam Cor van Brussel, toen vrijwilliger in het Engelse leger, de wandelstok mee. Hij was onder meer ingezet voor het ontmantelen van Seyss-Inquarts villa op landgoed Clingendael.
Zijn zoon Fred van Brussel erfde het bijzondere voorwerp en besloot het recent aan een museum te schenken om het een passende plek te geven. „Mijn vader was na de bevrijding van Eindhoven, al in september 1944, vrijwillig in het Engelse leger gegaan. Zo kwam hij uiteindelijk terecht in de villa van Seyss-Inquart. Hij heeft de stok als een soort relikwie meegenomen. Het is jaren in mijn bezit geweest. Vroeger speelde ik er zelfs riddertje mee, maar nu vond ik de tijd rijp om het te schenken,” geeft hij aan.
Dit is waar het verhaal begon
In eerste instantie wilde Van Brussel de stok aan het bunkermuseum op Terschelling geven, een plek waar hij vaak is. „Maar die kwamen met de suggestie om het aan het Haagse Atlantikwallmuseum te geven. De cirkel is daarmee wel rond. Dit is de plek waar het verhaal begon,” zegt Van Brussel bij de bunker. Ronald Knop van Stichting Bunkerbehoud Terschelling bemiddelde uiteindelijk, en legde contact met de Stichting Atlantikwallmuseum Den Haag.
De wandelstok is een typisch voorbeeld van zogenoemde ’loopgravenkunst’. Duitse soldaten aan het Noord-Russische front bewerkten onder andere hout tot wandelstokken. Ze werden meegenomen als souvenir, vaak met nazi-symboliek. De naam is afgeleid van de rivier Wolchow, waar de soldaten vochten. Ook Nederlandse SS-vrijwilligers vochten in deze regio.

Vlnr: Dennis de Bruin, Fred van Brussel, Boudewijn van Nus en Roland Knop. Foto: Rene Oudshoorn
Vermoedelijk heeft Seyss-Inquart de stok cadeau gekregen. „Zeker is dat hij zelf nooit aan dat front is geweest. Maar het blijft gissen hoe hij eraan is gekomen,” vertelt Van Brussel. Een kandelaar die ook door zijn vader was meegenomen uit de villa, belandde per ongeluk bij de kringloopwinkel. „We hebben dat nooit meer kunnen terugvinden.”
Museum draait op vrijwilligers
Bij het Atlantikwall Museum in Den Haag, dat volledig draait op vrijwilligers, zijn ze heel blij met het unieke voorwerp uit deze zwarte bladzijde van de geschiedenis. „Het is toch een onderdeel van de Haagse geschiedenis. En het is bijzonder dat het nu op deze manier en dankzij onze collega’s op Terschelling weer terugkomt op deze plek in Den Haag,” zeggen de twee betrokken vrijwilligers Dennis de Bruin en Boudewijn van Nus. Zij namen de stok woensdagmiddag in ontvangst voor de Seyss-Inquartbunker.
Het verhaal maakt het extra speciaal. „Het komt niet dagelijks voor dat we een dergelijke schenking krijgen. Het voorwerp past schitterend in onze collectie over Den Haag en de Tweede Wereldoorlog. De stok krijgt dan ook vanaf volgend seizoen een prominente plek in ons museum aan de Badhuisweg.”
De Seyss-Inquart bunker waar de symbolische overdracht plaatsvond, ligt op de grens van Den Haag en Wassenaar. Het verdedigingswerk staat momenteel in de verkoop. Ook de stichting Atlantikwall Museum belangstelling heeft voor de commandopost uit de Tweede Wereldoorlog haar belangstelling kenbaar gemaakt. Ze zouden graag zien dat dit stuk beladen erfgoed behouden blijft en niet in handen komt van mensen die er verkeerde bedoelingen mee hebben.
Het Atlantikwall Museum aan de Haagse Badhuisweg is tot en met 26 oktober elke zondag open van 11.00 uur tot 15.00 uur. Het museum zoekt nog nieuwe vrijwilligers.
Bron: De Telegraaf (door verslaggever Lieke Jongbloed)
