hero

De Heesterhof, bunkercomplex in de duinen van Oostvoorne

De Heesterhof ligt aan de ingang van de duinen van Oostvoorne, in het verlengde van de F.H.G. van Itersonlaan, verscholen onder dennen en zand, maar is nog goed zichtbaar. De auteur bespreekt de aanleg van dit bunkercomplex, de onderdelen, het gebruik en wat er van over is en nu nog te zien.


Een hoofdkwartier in bouw

In de bitterkoude winter van 1942 op 1943 gingen tientallen Nederlandse arbeiders onder leiding van de Organisation Todt (OT) aan het werk langs de Vliegveldweg, het tegenwoordige Sipkesslag. Hier was aan de rand van de duinen achter een tuinderij aan de Duinzoom een bunkercomplex van de Atlantikwall gepland, die de Wehrmacht Widerstandnest (WN) 104 doopte. Via het tramspoor Rotterdam-Oostvoorne werden materialen en grondstoffen aangevoerd die ter hoogte van hotel Duinoord aan de Zeeweg werden overgeslagen op een smalspoor. Dit was speciaal aangelegd voor de bunkerbouw op afgelegen locaties. Het spoor liep naar verschillende bouwplaatsen kilometers ver de duinen in en vertakte richting het Breede Water en landgoed Oleartsduyn, net voordat het Baupunkt 54 aandeed. Dit was de naam die de OT gaf aan WN 104. De arbeiders laadden hier het grind, staal en hout uit voor de meer dan twintig geplande bouwwerken. Maandenlang doorbrak het rumoer van de bouwwerkzaamheden het voorheen zo stille natuurgebied.

Nadat het interieur met onder andere gasfilterinstallaties, kachels, pantserplaten en stalen deuren was voltooid en de bedden, krukken, tafels en lampen naar binnen waren gebracht namen in de zomer van 1943 infanteristen hun intrek in de fonkelnieuwe bunkers. Het complex kreeg zowel onder de Duitsers als de bevolking de bijnaam ‘Heesterhof’, vernoemd naar de heesters die hier al voor de oorlog groeiden. Het was een van de vier compagniehoofdkwartieren van een infanteriebataljon van Grenadierregiment 723 dat Voorne moest verdedigen tijdens een geallieerde invasie. De troepen hadden hun gevechtsstellingen in de duinen langs het strand, terwijl een reserve vanuit dit hoofdkwartier snel kon uitrukken naar de locatie waar een landing plaatsvond, zo was het idee.

Betonstort voor de bunkerbouw in oorlogstijd.

Soorten bunkers

De bunkers in het complex zijn grofweg in twee categorieën te onderscheiden; zogenaamde bomvrije exemplaren van gewapend beton en ‘scherfvrije’ bunkers die volledig waren opgetrokken uit bakstenen. Die laatste kenmerken zich door hun hoge gewelfd plafond, een toogconstructie die in de romaanse bouwstijl veel is toegepast en sterkte verleend. Deze gemetselde bouwwerken waren ook voorzien van ramen waarvoor scherfmuren stonden. In de praktijk verbleven de manschappen overdag liever hier, dan in de bunkers waar geen daglicht toetrad. Het waren eigenlijk ook meer versterkte huizen dan ‘echte’ bunkers, want ze boden geen bescherming tegen zware granaat- of bominslagen. Dit was wel het geval met de Ständige (St) Befestigungsanlagen. Dit zijn gestandaardiseerde betonnen bunkers waarvan de imposant dikke muren van twee tot drie meter dik bommen van vijfhonderd pond konden weerstaan. Omdat deze, inclusief het interieur, naar standaardontwerp waren uitgevoerd was vooraf al exact bekend wat er allemaal nodig was om ze te bouwen. Dit zorgde voor een efficiënt proces van planning tot oplevering.

Naoorlogse opmeting uit 1947 van twee Tobruks, gangen en een manschappenbunker type St-501 met zijn opvallende drie meter dikke muren. Het Bureau Registratie Verdedigingswerken van de Nederlandse genie legde alle Duitse bouwwerken vast, ter beoordeling of ze nog voor enig nut konden zijn voor de eigen strijdmacht. Bron: Nationaal Archief

De ingang van de St-bunkers kon van binnenuit vanachter een pantserplaat onder vuur worden genomen. De rode kleur is de oorspronkelijke camouflageverf.

Links van de ingang is nog steeds leesbaar typenummer 622, met daaronder het Baupunktnummer 58, bunker 07.

Het complex

De compagnie in Heesterhof, zo’n tweehonderd manschappen groot, werd aangevoerd door een Oberleutnant die kantoor hield in een van de gemetselde bouwwerken, de Schreibstube. Ook waren er twee langgerekte bakstenen exemplaren voor manschappen, een grote keuken en vier kleine tongewelven voor de opslag van voorraden, water en kolen. Daarnaast waren er de eerder genoemde bomvrije bunkers; een voor de opslag van munitie (St-134 Munitionsunterstand) en zes voor manschappen, waarvan de grootste tevens in gebruik was als gewondenverzamelplaats (5x St-501 Gruppenunterstand en 1x St-622 Doppelgruppenunterstand/Sanitätsstand). Deze kolossen alleen verslonden gezamenlijk al meer dan drieduizend kubieke meter beton. In het midden van het complex stond een ongewapend betonnen toiletbunker met zeven zitplaatsen. De fecaliën vielen in een forse beerput eronder, die via een luik aan de achterkant regelmatig werd geleegd. Onder geen beding mochten de militairen hun behoefte in de natuur doen, omdat dit de bodem waaruit drinkwater werd onttrokken verontreinigde. De waterpompen in de bunkers voorzagen de militairen immers van zuiver duinwater wat tijdens een belegering van vitaal belang was. Langs de periferie van het complex stonden zes betonnen Tobruks, kleine gevechtsbunkers voor een mitrailleur. De naam refereert aan de stad in Libië, waar soortgelijke ontwerpen van Italiaanse origine inspiratie gaven aan de Duitse Festungpioniere die ze massaal toepaste in de Atlantikwall. Normaliter verbonden open loopgraven deze wapenopstellingen met de manschappenbunkers. In Widerstandnest 104 waren die echter deels vervangen door aaneengeschakelde ovale betonnen ringen die zo gangen vormden, zodat de militairen ook tijdens een beschieting beschermd naar hun positie konden snellen. In feite renden ze door afgedankte rioolbuizen, maar dat zullen weinigen hebben geweten. Alle bouwwerken werden op het maaiveld gebouwd, vermoedelijk vanwege de hoge grondwaterstand in het duin. Om minder op te vallen werd zoveel mogelijk duinzand over de bunkers gegooid en over de ingangen camouflagenetten gespannen, wat onverlet liet dat het complex vanuit de lucht duidelijk zichtbaar bleef. Voor wie meer wil weten over de Atlantikwall klik dan hier.

Authentieke Duitse Baufortschrittkarte van het bunkercomplex. De functies van alle elementen zijn benoemd tot begin januari 1944. De dubbele zigzaggende lijn is de prikkeldraadversperring rondom, van een tankgracht was toen nog geen sprake. Bron: Nederlands Instituut Militaire Historie.

Een re-reanactment groep in actie in de hospitaalbunker. De wanden bij de ingang zijn schuin afgevlakt om de brancard beter naar binnen te brengen.

De bunkers waren voorzien van een waterpomp, waarvan alleen nog de bevestiging resteert. Hierboven waarschuwden Gotische letters het water niet te drinken alvorens te koken. Duidelijk zijn de horizontale lijnen van de houten bekisting zichtbaar in de okergeel geverfde betonmuur.

Schuldig landschap

Bunkercomplex Heesterhof kent een beladen geschiedenis. Op deze locatie werd de evangelist Leendert van der Meer gefusilleerd. Hij was een felle anti-Duitser die twee weken voor zijn executie nog een aantal stakende RTM-personeelsleden in Oostvoorne aan onderduikadressen hielp. Van der Meer was onder de bevolking bekend als iemand die mensen uitnodigde om bij hem naar de illegale radiozenders te luisteren. Elk dorp in Nederland telde wel wat toestellen die niet waren ingeleverd en waar ‘s avonds heimelijk naar werd geluisterd. Nieuwtjes deden vervolgens als een lopend vuurtje de ronde. Als er een radio werd gevonden leidde dit voor de betrokkene in het gunstigste geval tot een week hechtenis, maar dit was op Voorne in het najaar van 1944 heel anders. De geallieerden rukten na de invasie op de stranden van Normandië eerder dat jaar (D-day 6 juni) snel op en bereikten Zeeland en Brabant. Door het naderende front waren de Duitsers angstig en heerste er een grimmige sfeer op Voorne. Elk vermeend verzet moest met de kop worden ingedrukt. Na een vondst van een aantal radio’s elders op het eiland dreigden de Duitsers één op elke tien mannelijke inwoners dood te schieten. Toen de Ortskommandant was getipt dat in het evangelisatiegebouw in Oostvoorne illegaal naar Radio Oranje werd geluisterd ondernamen ze tijdens de uitzending op de avond van 9 oktober 1944 actie. Van der Meer zat met enkele vrienden nietsvermoedend aan de radio gekluisterd toen het geluid van de deurbel hen opschrikte. Snel verstopten ze het toestel, maar de zoekende soldaten vonden onder de preekstoel een ander exemplaar die ondanks de dikke laag stof voldoende aanleiding vormde iedereen op te pakken. Ze werden naar Heesterhof gebracht en in een bunker gevangen gezet.

Inmiddels waren hier al een jaar legionairs van het Wolga-Tatarische Bataillon 826 gelegerd. Zij waren tijdens de Duitse veldtocht in Rusland gevangen genomen en kregen de keus: of het uniform van de Wehrmacht dragen of een erbarmelijk lot in krijgsgevangenschap. Major Ernst Schermuly was de commandant van dit bataljon en tevens Inselkommandant van Voorne. Hij kwam persoonlijk langs om de gevangenen te ondervragen, want hij had grote interesse te weten of er mogelijk banden waren tussen het verzet en zijn onbetrouwbare Ost-Bataillon. Toen hij wist dat die er niet waren droeg hij de zaak over aan de Sicherheitsdienst in Rotterdam. Tijdens hun verhoor op 11 oktober zou Leendert van der Meer hebben toegegeven lid te zijn van een illegale organisatie. Hij weigerde namen te noemen en gaf aan dat zijn bezoekers er buiten stonden. Zij kwamen er dan ook met een korte werkstraf vanaf, maar voor hemzelf was er geen clementie. In hun bijzijn werd hij nog dezelfde dag standrechtelijk geëxecuteerd door een vuurpeloton van Wolga-Tataren. Het evangelisatiegebouw werd hierna in brand gestoken als waarschuwing aan de bevolking en weduwe Van der Meer werd van het eiland verbannen. Langs het Sipkesslag staat een klein bordje ter nagedachtenis aan deze droevige gebeurtenis.

Een gedenkbordje langs de Sipkesslag voor evangelist Leendert Van der Meer met op de achtergrond de betonnen molshopen onder de bomen.

Een bunkereiland

Toen de geallieerde opmars eind november 1944 bij de grote rivieren in Nederland stagneerde veranderde de Duitse verdedigingssituatie op Voorne. De Atlantikwall was voornamelijk gericht op een geallieerde invasie vanuit zee, maar een aanval vanaf landzijde was nu ook heel reëel. Het eiland werd daarom beschouwd als frontgebied en in allerijl werden overal extra veldwerken en versperringen aangelegd. Rondom WN 104 moest een tankgracht komen waarvoor een deel van de mannelijke bevolking uit de omgeving werd opgetrommeld. Daags voor hun arbeidsinzet viel er een briefje op de deurmat met tijdstip en locatie en de opmerking zelf een spade mee te nemen. Indien aan de oproep geen gehoor werd gegeven zouden er de strengste straffen volgen. De uitgegraven ring rondom het bunkercomplex liep vol grondwater, zodat het halverwege januari een eiland in het duin was. De luchtverkenners van de Royal Air force hadden er geen enkele moeite mee deze versperring te herkennen, want het donkere water in de gracht stak scherp af tegen het lichtgekleurde duinzand. Van de gracht resteert tegenwoordig slechts een langgerekte flauwte in het struweel.

In harmonie met de natuur

Na de oorlog waren de volumineuze bunkers de natuurbeheerders een doorn in het oog. Slopen bleek te duur, zodat de bunkers op advies van natuurbeschermer Cees Sipkes die in dienst was bij de terreineigenaar van dat moment, het Administratiefonds Rotterdam, werden ondergewerkt en beplant met Corsicaanse dennen. De drie duinplasjes aan beide zijden van het complex herinneren aan het hiervoor afgegraven zand. De begroeiing zorgde ervoor dat de bouwwerken in de loop der jaren steeds beter opgingen in de natuur en decennia later wisten de meeste wandelaars niet meer dat de bulten onnatuurlijk waren. Vleermuizen daarentegen wel. Zij vinden via kleine openingen van ventilatiekanalen of schoorstenen hun weg naar het binnenste van de onzichtbare bunkers, ook al zijn die doorgangen verticaal. Binnen heerst een constante temperatuur en het is vochtig; de ideale omgeving voor de winterslaap en de paring. Het Zuid-Hollands Landschap plaatste in 1994 in de ingang van de grootste bunker een deur met een klein vlieggat. Zo werden de beestjes niet gestoord tijdens hun slaap, want als ze een paar keer wakker worden leidt dat tot een gewisse dood. Uit de langlopende telling blijkt een gestage groei van de populatie van verschillende soorten. Sinds een paar jaar zijn ook enkele Tobruks voorzien van afsluitbare deksels om de rust voor deze beschermde diersoort te garanderen. Tegenwoordig is weer her en der beton zichtbaar. Het zand zakt langzamerhand naar beneden, mede als gevolg van de grazende pony’s in het duingebied die ook over de bulten trekken. Het beton trekt weer de aandacht van kinderen, die van de wandelpaden afgaan om op ‘spannend bunkeronderzoek’ te gaan. Overigens zijn het ook vaak volwassenen mannen die tijdens een wandeling hun nieuwsgierigheid niet kunnen onderdrukken en meer willen zien. Zo ontstaan vele ‘olifantenpaadjes’ en weer een volgende verandering in het landschap. Het filmpje geeft een indruk hoe de bunkers na de oorlog in de natuur zijn opgegaan.

Betonsporen

Betonsporen (1). Een trapje van een metersdiepe nooduitgang van een manschappenbunker, volgestort met duinzand.

Betonsporen (2): ingang van een grotendeels verzande gang.

Betonsporen (3) Een ovaalvormige gang, opgebouwd uit betonnen rioolbuisringen.

Betonsporen (4) Een Tobruk met vleermuisdeksel. Wandelaars lopen van de paden af om al die stukken beton te bekijken.

Betonsporen (5) Prefab betonblokken. Deze werden soms gebruikt ter vervanging van bekistingshout. Ook werden er scherfmuren van gemaakt.

Betonsporen (6) Een schoorsteen verraadt de aanwezigheid van een bakstenen bouwwerk onder de grond. Het zijn openingen waar vleermuizen gebruik van maken.

Betonsporen (7) De ingang van de toiletbunker ligt vol met duinzand waarin een boom wortelt.

Betonsporen (8) De ingang van de afgesloten vleermuisbunker van het Zuid-Hollands Landschap

De Corsicaanse dennen op de kunstmatige heuvels. C.Sipkes had als taak na de oorlog de sporen hiervan zoveel mogelijk aan het zicht te onttrekken.

Het verbodsbord van de vleermuisbunker viel, evenals veel bunkers, ten prooi aan vernielingszucht.